Huub Mous: Friezen in Venetië

Publisearre op 15 september 2024

HUUB MOUS – 

Atte Jongstra

Atte Jongstra

‘Ik citeer je nog in mijn nieuwe boek Friezen in Rome, Huub. Over Venetië!’ Zo luidde een reactie van Atte Jongstra die ik op 27 juli aantrof op mijn weblog. Ik had net mijn koffers gepakt en stond op het punt om naar Venetië te vertrekken. Tijdens mijn verblijf daar ben ik het boek Friezen in Rome gaan lezen. De hoofdpersoon van deze roman heet Atte Sixma. Hij lijkt het evenbeeld te zijn van Atte Jongstra, maar het is een roman, en dus moet je met dergelijke conclusies voorzichtig zijn. Desalniettemin wordt in alle recensies die ik tot nog toe van Friezen in Rome heb gelezen, Atte Sixma telkens weer volledig geïdentificeerd als de schrijver Atte Jongstra.

Hoe dan ook, Atte Sixma houdt er een wonderlijke opvatting van de geschiedenis op na. De enige ware geschiedenis bestaat volgens hem niet. Er zouden altijd raakvlakken zijn met fictie: ‘Als je ook dingen bestudeert die zich nooit hebben voorgedaan, zie je beter hoe het er echt aan toe is gegaan.’ Dat is de centrale thema in deze roman. Met die stelling voor ogen kan alles in deze roman zowel op waarheid als op fictie berusten. Telkens weer wordt dit gegeven in direct verband gebracht met de eigenaardige neiging van de Friezen om over hun eigen geschiedenis schaamteloos te fantaseren, fabuleren en mythologiseren.

“Mythevorming is de benzine waar de historische carrousel van Friesland op draait.”

Die zin staat te lezen in noot 15 van het uitvoerige notenapparaat, dat aan de tekst van de roman is toegevoegd. Dit notenapparaat van 711 voetnoten beslaat maar liefst 94 pagina’s, een kwart van het hele boek. Waarschijnlijk is dat bedoeld als een ironische verwijzing naar de quasi-wetenschappelijkheid waarmee Friese gelegenheidshistorici hun mythologiseringen van het Friese verleden plegen te onderbouwen. De beschouwingen in het Jaarboek De Vrije Fries van het Fries Genootschap zijn doorgaans rijkelijk voorzien van voetnoten.

Het toeval wil dat dit centrale citaat van mij zelf afkomstig is. Deze woorden zijn ontleend aan een blog-tekst van mij van 8 november 2011 die als titel had Friese paarden op de San Marco. Het probleem is alleen dat dit citaat niet meer op mijn blog is terug te vinden. Althans niet op die datum. Jongstra heeft de wetenschappelijke usance om bij een verwijzing naar een weblog ook de datum van de verwijzing zelf te vermelden, achterwege gelaten. Dat doet hij ook bij de drie andere verwijzingen naar mijn weblog, die elders in het boek voorkomen. Ik heb nog al eens de gewoonte om eens blog-tekst te herschrijven en opnieuw te publiceren, soms zelfs onder een andere titel.

Vreemder wordt het als een citaat in het verdere verloop van de roman een eigen leven gaat leiden. De hoofdfiguur Atte Sixma gaat met de betreffende blogger (ik dus) in discussie, waarbij aan mij meningen worden toegeschreven die niet juist, of niet helemaal juist zijn. Dat laatste gebeurt als Atte Sixma mijn betoog aanhaalt over het Oera Linda Boek. In 2001 had de redactie van De Vries Fries, mij gevraagd een artikel te schrijven over ‘Utopieën en denkbeeldige werelden’. Dit naar aanleiding van de ophanden zijnde dissertatie van Goffe Jensma over het Oera Linda Boek. Toen Jensma’s dissertatie een paar jaar werd uitgesteld, werd mijn artikel zonder betaling geretourneerd, met een keurig briefje erbij van … u  raadt het al.

In mijn betoog over het Oera Linda Boek had ik voortgeborduurd op wat Rudy Kousbroek eerder had beweerd in zijn boek De logologische ruimte (1986). Daarin wijdde Kousbroek twee beschouwingen aan het Oera Linda Boek dat algemeen wordt beschouwd als de belangrijkste bron voor het bestaan van Atlantis, de verzonken oergrond van de Groot-Friezen. Kousbroek vroeg zich af hoe het mogelijk is dat over dit Friese stamland nooit uit andere historische bron iets vernomen is. Of het zou die ene obscure bron uit de zestiende eeuw moeten zijn, een verhaal van Francesco Marcolini, dat volgens Kousbroek in 1558 in Venetië werd gepubliceerd. In dit boek, dat de lezer meevoert op een zeereis naar het ‘Eiland Frislandia’, worden de Friezen niet alleen beschreven als ‘mensen etende monsters die van vissen afstammen’, maar zou ook voor het eerst gewag zijn gemaakt van het Groot-Friese stamland Atlantis.

In het historisch besef van veel Friezen vloeien feit en fictie moeiteloos in elkaar over.

Voor die verleiding moet zelfs Kousbroek zijn gezwicht, ook al was hij helemaal geen Fries voor zover ik weet. De zestiende-eeuwse bron, waar hij naar verwijst, ’Dello scropimente dell’Isole Frislandia, Eslanda, Engrovelanda, Estotilanda e Icaria, fatto sotto il Polo Artico, dai due Fratelli Zeno M. Nicolo e M. Antonio’, is nooit als boek verschenen. Het is een ironische mystificatie.

Voor fabulerende Friezen bakte Kousbroek dus een koekje van eigen deeg. Dat is op zich niet zo moeilijk. Je husselt wat feitjes door elkaar en iedereen tuint er in. Maar de tijden zijn veranderd. Tegenwoordig hoef je maar even te googelen en je weet hoe het precies zit. Francesco Marcolini was helemaal geen schrijver, maar een verdienstelijk drukker, uitgever en graveur in Venetië, die zich voornamelijk richtte op het uitgeven van werken van Pietro Aretino en andere Italiaanse schrijvers. Op het titelblad van zijn uitgaven prijkt rondom het drukkersmerk de naamspreuk ‘Veritas filia temporis’ (Waarheid is de dochter van tijd). Met andere woorden: al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaalt haar wel. Atlantis heeft nooit bestaan. Het is een mythe. De mythe is een leugen die de waarheid niet zelden overtreft.

Ook het verhaal over de Friese paarden op de San Marco, dat ooit door Dan Brown zou zijn bedacht en dat ik op mijn weblog publiceerde, wordt door Atte Sixma ( Atte Jongstra?) geciteerd in zijn boek Friezen in Rome. Het begin van dat betoog (op pagina 95) gaat als volgt:

Ik noemde een blogger. Aan hem dank ik het paardenargument, genoeg voor een Brownse wandeling door de Dogenstad. De man schrijft verder dat hij zich dagen heeft opgesloten in een bibliotheek voor een directere link Venetië-Friesland en zijn resultaat zeer betreurt: ‘In Venetië heeft niemand ooit van Friesland gehoord. ‘Tot mijn vreugde kan ik hem tegenspreken: in het jaar 1588 verscheen in Venetië een boekje met een landkaart dat als titel droeg: ‘Dello scropimento dellIsole Frislandia, Eslanda, Engrouelanda, Estotilanda, & Icaria, fatto sotto il Polo Artico, da due fratelli Nicolò et Antonio Zeni… 

Dat tegenspreken gaat dus in mijn eigen woorden, die ik op mijn beurt citeerde van Kousbroek. In de tekst van Friezen in Rome wordt vervolgens gewag gemaakt van een kaart van Friesland, in woorden die noch bij Kousbroek noch op mijn blog te vinden zijn. Atte Jongstra heeft mogelijk ook zelf zitten googelen om het citaat wat aan te vullen. Kousbroek zelf wordt wonderlijk genoeg in het geheel niet genoemd.

Maar er is nog iets. Na mijn de publicatie op van mijn verhaal over het Oera Linda Boek op mijn blog, werd ik door een aandachtige lezer erop gewezen dat het boek over de fabuleuze reis van de gebroeders Zeno wel degelijk ooit is verschenen. Destijds trok ik hieruit de conclusie dat misschien ooit zal blijken dat ook Atlantis zelf geen fabel is, maar zo echt als een eiland maar zijn kan. In elke vorm van mythische verbeelding gaat immers een grond van waarheid schuil. En waarheid is de dochter van tijd. Daar helpt geen lieve moeder aan.

Maar wie was nu die aandachtige lezer die mij er destijds op wees dat het boek over de fabuleuze reis van Zeno naar het poolgebied wel degelijk ook in Venetië is verschenen? Ik heb er alles aangedaan om zijn naam te achterhalen. Maar doordat ik het verhaal ooit heb herschreven en opnieuw op mijn blog heb gepubliceerd, zijn de reacties op de oorspronkelijke tekst verloren gegaan, dus ook de naam dan deze aandachtige lezer.

Was deze aandachtige lezer soms Atte Jongstra? Atte Sixma kan het niet geweest zijn, want die persoon bestaat niet. Hij is immers als romanfiguur bedacht door Atte Jongstra. Hier stuiten we op het centrale thema in de roman Friezen in Rome. De enige ware geschiedenis bestaat niet. Er zijn altijd raakvlakken met de fictie. De historische waarheid is gelijk de schoonheid. Zij stemt melancholiek, omdat zij ongrijpbaar is in de tijd. De tijd heeft in Venetië alle ruimte gekregen, maar de ruimte ook de tijd. De nostalgie lijkt hier te wonen als een complex gevoel, ontheemd en tegelijk ook eindelijk thuis. Zoiets als Friesland zelf.

Kategory
Tags

Diel dit artikel!

Relatearre artikels